p
i e t   v a n   d i e p e n      
     
   
nette nota!
   
   
Taaltips voor de Leidse ambtenaar

tweede, herziene druk
met tien nieuwe tips

door Pieter van Diepen

Inleiding bij de eerste druk

De nota’s voor het college worden steeds netter. Iedereen heeft nu het ‘Handboek bestuurlijke besluitvorming’ of kan dat digitaal raadplegen. Daarin staan behalve de aspecten waar het toetsteam naar kijkt (de besluitvormingsteksten, de communicatieparagraaf, de juridische en financiële consequenties) ook andere adviezen om goed nota van te nemen. Maar het kan geen kwaad om ook eens stil te staan bij het taalgebruik. Taalfouten, spelfouten, stijlfouten. Daarover gaat dit boekje.
Sommige taalfouten zijn heel hardnekkig. Nu is niet iedereen een even onverbeterlijke purist als ik. Denk je bij aanmerkingen op je spelling ‘Boeie!’ (dat is Hedenlands voor Wat kan mij dat schelen!), dan is dit boekje niet voor jou bedoeld. Het is bedoeld voor diegenen die eigenlijk wel correct willen spellen, maar die vroeger bij Taal (lagere school) en Nederlands (middelbare school) niet zo goed hebben opgelet. Of het gewoon zijn vergeten.


14 juni 2005, PvD


Inleiding bij de tweede druk

De eerste druk van Nette Nota, een paar honderd stuks, was na een half jaar op. Het voorzag blijkbaar in een behoefte. In deze tweede druk zijn wat slordigheden weggepoetst: stukjes die niet cursief moesten, zijn rechtgezet, en omgekeerd, en ‘30’ in tip 14 is veranderd in ‘dertig’ - in tip 12 had ik net gezegd dat tientallen tot honderd in letters geschreven worden.
Daarnaast heb ik de gelegenheid gekregen, en in dank aanvaard, om het boekje uit te breiden, om er nog een tiental tips aan toe te voegen. Enkele had ik in de Uitleiding van de eerste druk al genoemd (hun/hen, dat/wat), andere heb ik in het voorbije halfjaar op kladblaadjes genoteerd, met een eventuele tweede druk in mijn achterhoofd. Daarmee is Nette Nota nog steeds niet volledig, maar ook nu weer zeg ik: er zijn handboeken te over.
Ik heb in deze druk de spelling gehanteerd van het nieuwe Groene Boekje, dat medio oktober 2005 is uitgekomen. Deze nieuwe spelling wordt op 1 augustus 2006 officieel van kracht.

14 februari 2006, PvD

Tip 1. Verkeerd
Ik begin met de werkwoordsvormen. Fouten bij de vervoeging van de werkwoorden doen mij nog altijd het meest pijn aan de ogen. Hij verkeerd in goede vorm. Hij bereid een nette nota voor. Waarom wordt dat zo vaak fout gedaan? Ik denk dat dat komt doordat ‘verkeerd’ en ‘bereid’ een bekend woordbeeld geven. Zo schrijf je het immers als voltooid deelwoord. Maar in deze voorbeeldzinnen is het toch echt Hij verkeert in goede vorm en Hij bereidt een nette nota voor. Derde persoon enkelvoud, stam plus t. Altijd. Behalve natuurlijk bij ‘hij wil’, ‘hij kan’, ‘hij zal’, ‘hij mag’ en ‘hij is’.
Ook stam plus t bij de tweede persoon enkelvoud: jij verkeert, jij bereidt. Behalve als ‘jij’ áchter de persoonsvorm staat: verkeer jij, bereid jij. Hierbij is het wel even opletten: ‘jij’, dat prachtige palindroomwoord, kan vervangen worden door ‘je’. Maar ‘je’ kan behalve ‘jij’ ook wel eens ‘jou’ of ‘jouw’ betekenen:
a) Word je (jij) toegesnauwd?
b) Wordt je (jou) toegesnauwd dat je op moet schieten?
c) Wordt je (jouw) broer toegesnauwd?
Bij c is ‘je’ een bezittelijk voornaamwoord bij broer. Dan is wordt met -dt, dat gaat meestal goed. Maar als er alleen ‘je’ staat, moet je goed kijken of ‘je’ het onderwerp is zoals in zin (a) - dan is het ‘word’ met alleen een d - of meewerkend voorwerp zoals in zin (b) - en dan is het ‘wordt’ met -dt.
In zin (b) is ‘dat je op moet schieten’ het onderwerp.

Tip 2. Vergroot
Hij heeft zijn kennis van het Nederlands vergroot. Dat is niet moeilijk. Het gaat vaak fout als een voltooid deelwoord bijvoeglijk wordt gebruikt. Hij was trots op zijn vergrote kennis van het Nederlands. Dat wordt maar al te vaak ‘zijn vergrootte kennis’, want ‘vergrote’ klinkt net als de onvoltooid verleden tijd, derde persoon enkelvoud: Hij vergrootte zijn kennis van het Nederlands.
Een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord wordt net zo verbogen als een gewoon bijvoeglijk naamwoord. Zijn kennis is groot. Hij heeft een grote kennis. Zijn kennis is vergroot. Hij heeft een vergrote kennis (nadat hij de grootte van zijn kennis vergrootte).

Tip 3. Los, vast of los-vast
Veel fouten worden ook gemaakt met het aaneen of juist niet aan elkaar schrijven van samengestelde woorden. Daar is ook geen touw aan vast te knopen. Waarom is ‘aaneen’ aan elkaar geschreven, maar is ‘aan elkaar’ niet aaneengeschreven? Soms is iets los (los zand), soms is iets vast (vastgoed) en soms moet iets los-vast, met een koppelteken. Ook bij Engelse leenwoorden is het niet uniform: allrisk, all right, all-in.
Samenstellingen worden in de regel aan elkaar geschreven. Integratie debat, vluchtelingen beleid, vertrek centrum, allemaal fout. Voorbeelden van onterechte spaties zie je vooral in reclame teksten (nee, reclameteksten). Er is zelfs een website aan gewijd: www.spatiegebruik.nl. Aanbevolen.
Driedelige samenstellingen zijn een geval apart. Langetermijnagenda. Grotestedenbeleid. Alles aan elkaar. Bij ‘lange termijnagenda’ zou de agenda lang zijn in plaats van de termijn. En bij ‘grote stedenbeleid’ zou het beleid groot zijn en niet de steden.
Een bijzonder geval is ook ‘ten slotte’. Dat schrijf je soms zo, en dan betekent het (letterlijk) ‘tot besluit’. Maar soms is het ‘tenslotte’, aan elkaar, en dan betekent het iets anders: ‘per slot van rekening’. Hij ging naar kantoor, daarna naar de kroeg en ten slotte naar huis. Hij is tenslotte een kroegtijger. Een soortgelijk betekenisverschil bij ‘ten minste’ en ‘tenminste’. Hij verdient ten minste (minstens) tweeduizend euro. Als hij tenminste (althans) werkt.
Ook bij ‘dichtbij’ en ‘dicht bij’ maakt de spatie verschil. Het stadhuis is dichtbij. Het bestuur staat dicht bij de mensen. Let op: ‘dicht bij’, met spatie, kan ook weer verwarring geven. Kijk maar eens naar deze zinnen: De poort is dichtbij. De poort is dicht bij de Burcht. De poort bij de Burcht is dicht.

Tip 4. Klassiekers
De meeste fouten worden gemaakt met de werkwoorden en met het los of vast schrijven. Niet met de ‘bekende’ moeilijke woorden, de klassiekers als accommodatie, eczeem, impresario, pyjama, stiekem, guerrilla, interview, porselein, faliekant, cappuccino, gezindte, klavecimbel, mocassin, onmiddellijk, per se en handvatten. Handvatten? Het is toch handváten? Nee, het is handvatten. Maar is het niet allebei goed? Nee, het is níét allebei goed, het is handvatten, met dubbel t. Het komt niet van het zelfstandig naamwoord ‘vat’ (meervoud 'vaten'), maar van het werkwoord ‘vatten’, beetpakken.

Tip 5. De tussen-n
Ook een klassieker is de kwestie van de tussen-n. Het oude criterium van vóór 1995 was: een tussen-n als het eerste lid van de samenstelling noodzakelijkerwijs een meervoud is. Dat is in 1995 veranderd. Sindsdien gaat het erom hoe het meervoud van het eerste lid wordt gespeld. Paardestaart werd paardenstaart: het is weliswaar de staart van maar één paard, maar het meervoud is ‘paarden’, en dan is het paardenstaart.
Soms wringt dat. Bijvoorbeeld bij ‘secondelang’. Natúúrlijk gaat het daarbij om meerdere seconden. Of secondes, dat is ook goed. En daar zit hem net de kneep: seconde heeft een meervoud zowel op -en als op -es. In dat geval komt er géén tussen-n. Gemeenten én gemeentes, en daarom - zo is de gedachtegang - is het gemeentefonds.
Waarom is het ‘ideeëloos’ en niet ‘ideeënloos’? Het meervoud van idee is toch alleen ideeën? Ideeëloos is geen samenstelling, maar een afleiding. Een samenstelling is een woord dat wordt gevormd door verbinding van twee of meer woorden die ook zelfstandig voorkomen. Ideeënrijk, rijk aan ideeën. Maar ideeëloos, want loos aan ideeën bestaat niet.
In 2005 is er weer een nieuwe Woordenlijst (alias het Groene Boekje) uitgekomen. De regels voor de tussen-n zijn niet veranderd, behalve dat die vreemde uitzondering, de ‘paardebloemregel’ (géén tussen-n als het eerste lid een dier is en het tweede een plant), is vervallen. Het is nu weer paardenbloem.

Tip 6. Een ei in het IJ
De ‘ij’, die tijpisch Nederlandse letter (Gijs, blijf jij bij mij? Krijg jij fijn mijn schrijfstijl), wordt in de volksmond de ‘lange ij’ genoemd. Veel fouten worden daar niet mee gemaakt. Behalve bij pijler en peiler. Het is brugpijler en opiniepeiler. En bij stijl en steil. Daarover gaat dit versje:

Mijn schip lag in west-West-Terschelling,
niet ver van een vrij stijle helling.
In prachtige steil
ging ik onder zeil,
maar ik struikelde over de spelling.

Let ook op wijd en weids, op inwijden en uitweiden, en op vleien (naar de mond praten) en vlijen (voorzichtig neerleggen), al zullen deze laatste in nota’s niet veel voorkomen. De uitdrukking ‘in het gevlij komen’ is gek genoeg met een lange ij.

Tip 7. C.q. resp. dan wel
C.q. wordt vaak verkeerd gebruikt. Het is de afkorting van het Latijnse ‘casu quo’. Letterlijk betekent dat ‘in welk geval’. Casu quo is een samentrekking van ‘et casu eo’, wat staat voor ‘en in dit geval’. Het is dus een verbijzondering, geen nevenschikking. Het wordt vaak te onpas gebruikt als men ‘of’ bedoelt, of ‘respectievelijk’. Of ‘dan wel’ (vaak ten onrechte geschreven als ‘danwel’).
In een juridische brief kwam ik eens de zinsnede “op c.q. in danwel aan” tegen.

Tip 8. Contamologasme
Sommige taalfouten worden met opzet gemaakt en dan heten ze ‘stijlfiguren’. Maar contaminatie, tautologie en pleonasme worden meestal als fout beschouwd. Wat was dat ook al weer?
Contaminatie is het samenvoegen van delen van woorden of uitdrukkingen. Optelefoneren (telefoneren of opbellen), nachecken (checken of nakijken), dat kost duur (is duur, kost veel), zo optimaal mogelijk (zo goed mogelijk, optimaal). Soms is een contaminatie zo ingeburgerd dat niemand zich er meer aan stoort, zoals bij plotsklaps (plotseling, eensklaps) en het klopt als een bus (het klopt als een zwerende vinger, het sluit als een bus). Soms worden contaminaties gekunsteld geknutseld: smog (smoke en fog), brunch (breakfast en lunch) en sinds kort ovonde (ovale rotonde).
Tautologie en pleonasme hebben beide te maken met overbodige herhaling. Bij een tautologie wordt de hele betekenis met een ander woord herhaald. Wij zijn blij en verheugd. Bij pleonasmen wordt een deel van de betekenis herhaald: oude grijsaard, witte sneeuw, ronde cirkel. In deze categorie ook Ik ben genoodzaakt u te moeten ontslaan en Hij had niet het recht dat te mogen zeggen.
Als toegift nog een andere stijlfiguur: het zeugma. Bij een zeugma wordt een woord op een verkeerde manier met twee andere verbonden. Een beroemd voorbeeld is het reclamebord van een café bij een veerpont, met de tekst Hier zet men koffie en over. Een boze klant had daar En af! onder geschreven.

Tip 9. Barbaarse barbarismen
Barbarismen zijn woorden of uitdrukkingen die al te letterlijk uit een vreemde taal zijn overgenomen. Germanismen, gallicismen, anglicismen. Veel daarvan zijn zo ingeburgerd dat ze niet eens meer als barbarisme worden herkend.
Anglicismen: als regel (in de regel), vroeger of later (vroeg of laat), meer en meer (steeds meer).
Germanismen: onbestemd (vaag), toeslag (bijslag), instelling (in de zin van mentaliteit), onderbouwen (motiveren).
Moeten die nu worden afgekeurd? Dat kun je zelf ‘inschatten’ (beoordelen), maar wil je asjeblíéft nooit het gruwelijke middels gebruiken? Het kan in keurig Nederlands: door middel van. En als je dat niet mooi of te lang vindt, is ‘via’ ook goed. Dat is weliswaar zelf een barbarisme, c.q. een latinisme, maar het wordt al heel lang gebruikt. Het is zo oud als de weg naar Rome. Via Appia.

Tip 10. Voor namen
Dat achternamen met een hoofdletter beginnen, weet iedereen. Maar hoe zit het met ‘de’ en ‘van’, de voorvoegsels?
Voorvoegsels worden (behalve in België) met een kleine letter geschreven als ze worden voorafgegaan door een voornaam of voorletter. Als de voornaam of -letter ontbreekt, worden ze met een hoofdletter geschreven. Aan Jan van Leiden. Aan J. van Leiden. Geachte heer Van Leiden. Een hoofd- of kleine letter kan betekenisverschil geven: ‘burgemeester van Leiden’ is iets heel anders dan ‘burgemeester Van Leiden’.

Tip 11. Puntig
Buitengewoon hardnekkig, vooral onder juristen, is het foutieve afkorten van academische titels. Professor wordt meestal correct afgekort tot prof., met een punt, omdat - zo redeneert men - het gedeelte van het woord achter de f (essor) is weggelaten. Het gaat vaak fout bij ‘meester’, dat veelal wordt afgekort zónder punt (‘mr’), omdat - redeneert men - alleen iets is weggelaten tussen de m en de r, en niets áchter de r. Dat is een hardnekkig misverstand. Alle afkortingen moeten mét een punt. Ook afkortingen die eigenlijk ‘inkortingen’ zijn: mr., ir., dr. en drs.

Tip 12. Geletterde getallen
In de regel worden de getallen beneden de twintig in woorden weergegeven (niet 15, maar vijftien), evenals de tientallen tot honderd (veertig, maar 45) en de ronde getallen daarboven (zeshonderd, drie miljoen).
Volgens deze regel is het ‘vijftien van de 45’, maar in dat geval zou ‘15 van de 45’ logischer zijn. Let op: het procentteken wordt alleen gebruikt bij cijfers, dus niet ‘drie %’, maar ‘drie procent’. In een tabel natuurlijk gewoon ‘3 %’.

Tip 13. Accentloos Nederlands
‘ Een’ kan een telwoord zijn (uitgesproken als ‘één’) of een lidwoord (uitgesproken als ‘un’). Maar dat wil nog niet zeggen dat er telkens als het een telwoord is accenten op de e’s komen. Velen schrijven ‘één van de drie’, ‘éénmalig’ en ‘éénduidig’ altijd met accenten. Maar die moeten pas worden gebruikt als ze echt nodig zijn, als het woord of de uitdrukking anders verkeerd gelezen kan worden. Of als er verschil in betekenis is.
Ik kocht een kratje bier. Ik kocht één kratje bier. Dat verschil is duidelijk. In de uitdrukking ‘een van de acht’ kan ‘een’ niet als ‘un’ gelezen worden en zijn geen accenten nodig. Behalve als het extra nadruk moet krijgen. Vergelijk maar eens: Een van de acht fietsen is van mij. Dan ga ik er ook maar één van de acht schoonmaken.

Tip 14. Kom, Ma!
Waar komt een komma? De regel is: zet een komma als je bij hardop voorlezen een korte rust hoort. En daarover kunnen de meningen uiteenlopen. Ik ga geen verhandeling houden over hoofd- en bijzinnen, ik geef alleen een paar voorbeelden.
Schrijvers die nette nota’s willen, letten op hun taal. Altijd een komma tussen twee persoonsvormen. Ik schrijf graag, maar niet veel. Bijna altijd een komma voor een voegwoord. Voor ‘en’ meestal niet, maar de rigide regel dat er nóóit een komma voor ‘en’ mag, is onzin. Te koop, een koe, die per dag dertig liter melk geeft en een kalf. Zonder komma voor ‘en’ baart die koe elke dag een kalf! Met komma is er behalve een koe ook een kalf te koop.
Moet er altijd een komma voor de betrekkelijke voornaamwoorden ‘die’ en ‘dat’? Nee, het hangt ervan af of het om een beperkende of uitbreidende bijvoeglijke bijzin gaat: Het college dat niet voor de minima zorgt, doet het slecht betekent iets anders dan Het college, dat niet voor de minima zorgt, doet het slecht.

Tip 15. Loco citato
Nog meer komma’s, maar dan hooggeplaatste: aanhalingstekens. Die worden gebruikt voor citaten en om een bijzondere status aan te geven. Voor citaten worden meestal “dubbele” aanhalingstekens gebruikt, voor woorden of zinsdelen met een speciale status ‘enkele’.
Bij citaten is het de vraag: waar moet de punt? Vergelijk: (a) Hij zei: “Dat is leuk.” (b) Hij zei: “Dat is leuk”. Eigenlijk moet er zowel een punt vóór het tweede aanhalingsteken, om het zinnetje ‘Dat is leuk’ af te sluiten, als een punt ná het tweede aanhalingsteken, om de hele zin af te sluiten. Hij zei: “Dat is leuk.”. Maar dat is geen gezicht. De laatste punt vervalt dan.
Hetzelfde geldt bij onderbroken citaten: waar moet de komma? Vergelijk weer: (a) “Dat is”, zei hij, “natuurlijk leuk.” (b) “Dat is,” zei hij, “natuurlijk leuk.” De meesten kiezen voor (a) en zetten de komma altijd achter het tweede aanhalingsteken, vanwege de korte rust daar. In deze voorbeeldzin zou ik dat ook doen. Maar ik ben eigenwijs, ik differentieer. In bepaalde gevallen, namelijk als de komma tot het (onderbroken) citaat behoort, zet ik hem vóór het tweede aanhalingsteken. Zie de zinnen Dat is natuurlijk leuk en Natuurlijk, dat is leuk. Als dit tweede citaat onderbroken wordt, schrijf ik dat zo: “Natuurlijk,” zei hij, “dat is leuk.” De komma die eigenlijk nog achter het tweede aanhalingsteken hoort, om de korte rust aan te geven, vervalt dan.

Tip 16. Hunnen en hennen
Wanneer schrijf je ‘hun’ en wanneer schrijf je ‘hen’? ‘Hen’ als het lijdend voorwerp is, ‘hun’ als het meewerkend voorwerp is. Ik zag hen. Wie zag? Ik (onderwerp). Wat zag ik? Hen (lijdend voorwerp). Ik gaf het hun. Wie gaf? Ik. Wat gaf ik? Het. Aan wie gaf ik het? Hun (meewerkend voorwerp). Of: aan hen. Hén? Ja, na een voorzetsel (aan, voor) schijf je ‘hen’! Dus het is Ik gaf hun hun hen of Ik gaf aan hen hun hen.
Let op: ‘hun’ kan meewerkend voorwerp zijn en bezittelijk voornaamwoord. Maar nóóit onderwerp: Hun gaven hun hun hen weer terug is heel erg fout. (Citaat van een darter over de familie van collega Jelle Klaasen: “Hun kunnen hem beter als ik.”)

Tip 17. Medewerkers
Zij worden verzocht hun medewerking te verlenen. Dat vindt bijna niemand meer fout. Maar het klopt niet, het moet zijn: Hun wordt verzocht hun medewerking te verlenen. ‘Zij’ is geen onderwerp, het wordt hun (aan hen) verzocht. Hun, meewerkend voorwerp. Wat is dan het onderwerp? ‘Hun medewerking te verlenen’.
Kijk ook eens naar de volgende zin: De reiziger wordt verzocht te wachten. Die is correct. Ook hier is ‘de reiziger’ geen onderwerp, maar meewerkend voorwerp, alleen schrijf je dat hetzelfde. Maar omdat deze zin goed is, ben je geneigd te denken dat het meervoud De reizigers worden verzocht te wachten óók goed is. Mis: De reizigers wordt verzocht te wachten. ‘De reizigers’ is het meewerkend voorwerp. Wat wordt verzocht? ‘Te wachten’, dus dat is het onderwerp en dat is enkelvoud. Toch valt er wat voor te zeggen om De reizigers worden verzocht te wachten óók goed te rekenen: ‘verzocht’ is op te vatten als ‘uitgenodigd’ en dan is ‘reizigers’ het onderwerp. Van Dale geeft inderdaad als voorbeeld ‘de heren wordt of worden verzocht hierheen te komen’.

Tip 18. Wat? Dat!
Alles is betrekkelijk, ook een voornaamwoord. Wanneer gebruik je het betrekkelijk voornaamwoord ‘wat’ en wanneer gebruik je ‘dat’? Vergelijk: Hij gaf mij een voorbeeld, dat ik verwachtte. Die zin betekent iets heel anders dan Hij gaf mij een voorbeeld, wat ik verwachtte. In de eerste zin verwachtte ik dat specifieke voorbeeld, in de tweede zin verwachtte ik dat hij mij een voorbeeld gaf, welk voorbeeld dan ook. Gebruik ‘dat’ als het naar iets bepaalds terugverwijst en ‘wat’ bij iets onbepaalds.
Dan is er ook nog ‘welke’. Dat wordt voornamelijk door makelaars gebruikt. Groot zolderraam, welke uitzicht biedt op de overbuurvrouw. In dit voorbeeld zou Groot zolderraam, hetwelk uitzicht biedt nog goed zijn, zij het ouderwets, maar je kunt ook gewoon zeggen Groot zolderraam, dat uitzicht biedt.
Ten slotte hebben we nog ‘wie’ als betrekkelijk voornaamwoord. Het voordeel, wie je dan hebt. Fout, da’s logisch. Het wordt gebruikt door maar één persoon, wie vroeger aardig kon voetballen.

Tip 19. Je hebt een streepje voor...
Je hebt een streepje voor verschillende doeleinden: als koppelteken, als afbreekteken, als weglatingsteken en als gedachtestreepje.
(1) Het streepje wordt als koppelteken gebruikt in bepaalde samenstellingen: samenstellingen met een getal (56-jarige), samenstellingen met een afgekort woord, een zg. ‘initiaalwoord’ (pc-probleem) of met een woorddeel met een hoofdletter (on-Engels), samenstellingen met een ‘samenkoppeling’ (doe-het-zelfzaak) of met een uitheemse woordgroep (ad-hocbeslissing), met gelijkwaardige elementen (schrijver-dichter) of met een bepaling (oud-burgemeester) en bij aardrijkskundige namen (Zuid-Holland). Het wordt ook gebruikt in samenstellingen die eigenlijk aan elkaar geschreven worden, maar waarbij de klinkers botsen: zo-even, omdat de o en de e als oe kunnen worden gelezen. Let op: de a en de o botsen niet (cameraopstelling), evenmin als de o en de a (radioantenne), de e en de a (leaseauto) en de e en de o (geolied).
(2) Aan het eind van een regel wordt een woord, als het nog niet af is, afgebroken met een streepje, het afbreekteken. Bijvoorbeeld kwart-slagen. Of kwarts-lagen, dat kan ook, maar dat betekent iets anders. Let op: als in het Groene Boekje staat “cafeetje [café-tje]” (in het oude GB “cafeetje: café-tje”), betekent dit, dat het verkleinwoord van café normaliter (met de klemtoon op má) cafeetje is, maar bij afbreken café-tje.
(3) Hij hield van dames en herenkleding is iets anders dan Hij hield van dames- en herenkleding. Let op: je schrijft hoofd- en kleine letters. Of kleine en hoofdletters. Maar nooit kleine- en hoofdletters. Het weglatingsteken komt in plaats van een déél van een woord. Soms is dat het laatste deel, soms het eerste: dames- en herenkleren, dameskleren en -hoedjes. Hoed je voor quasigrappige combinaties als wet- en geheelonthouders. Voor dichters geldt de dichterlijke vrijheid: ’k Zie schapen witgewold, ’k zie rid- en runders draven, ’k zie vo- en vlegels zich aan wa- en bitter laven (Charivarius).
(4) Je kunt in een zin een tussenzin tussen haakjes (en dan meestal ronde haakjes) zetten, maar je kunt een tussenzin - die een nadere bepaling inhoudt - ook liggende streepjes geven. Deze gedachtestreepjes worden voorafgegaan én gevolgd door een spatie en komen dus niet aan het woord vast. Hiertegen wordt -zonder aanwijsbare reden- nogal eens gezondigd.

Tip 20. In de overgang
Wijzigen is een overgankelijk werkwoord (ik wijzig een nota), dat vaak ten onrechte onovergankelijk wordt gebruikt (een nota wijzigt). Fout, een nota wórdt gewijzigd. Wijzigen kan hooguit wederkerend worden gebruikt: een situatie wijzigt zich.
Irriteren is eveneens een overgankelijk werkwoord (ik irriteer mijn baas), dat ook wel wederkerend wordt gebruikt (mijn baas irriteert zich). Nee, mijn baas érgert zich. Irriteren is nóóit wederkerend. Beseffen idem dito: ik besef iets. Niet: ik besef me iets. Ik realiséér me iets. ‘Zich irriteren’ en ‘zich beseffen’ zijn contaminaties - zie tip 8.

Tip 21. Schipper, mag ik overleggen?
In ambtelijke taal wordt het werkwoord ‘overleggen’ veel gebruikt, en vaak verkeerd. Je hebt er namelijk twee: overléggen en óverleggen. (Voor de liefhebbers: dit zijn geen homoniemen, maar homografen, net als kantelen en kantelen, en in de nieuwe spelling ook appel en appel.)
Het eerste overleggen is ‘vergaderen’, het tweede is ‘overhandigen’. Laten we eerst even overleggen welke stukken we zullen overleggen. Het voltooid deelwoord is verschillend: Ze hadden eerst overlegd welke stukken zouden worden overgelegd. Het ene is een scheidbaar samengesteld werkwoord, het andere niet. Hij overlegde met de wethouder en overlegde daarna het verslag is fout. Het moet zijn Hij overlegde met de wethouder en legde daarna het verslag over. Overléggen, overlégde, overlégd en óverleggen, legde óver, óvergelegd.

Tip 22. Waarom, waardoor, waarvan
‘Omdat’ en ‘doordat’ worden vaak door elkaar gebruikt. Ten onrechte, want er is verschil: ‘omdat’ geeft een reden aan, ‘doordat’ een oorzaak. Hetzelfde onderscheid geldt voor ‘waarom’ en ‘waardoor’. Waarom schrijf ik dit? Omdat ik dat leuk vind. Waardoor schrijf ik straks beter? Doordat ik me in veel voorkomende taalfouten heb verdiept.
Een ander paar, dat vaak verwisseld wordt, is ‘waarvan’ en ‘van wie’. Vuistregel: ‘waarvan’ gebruik je voor zaken, ‘van wie’ voor personen. Mijn boeken, waarvan de meeste leuk zijn, staan in de boekenkast. Mijn collega’s, van wie de meesten aardig zijn, zitten in het stadhuis. Let op: schrijf ‘meeste’ bij zaken en ‘meesten’ bij personen.

Tip 23. Geslachtsleer
De raad en zijn voorzitter of De raad en haar voorzitter? De gemeente en zijn inwoners of De gemeente en haar inwoners? Zijn ‘gemeente’ en ‘raad’ mannelijk of vrouwelijk? Een stukje geslachtsleer. De raad is mannelijk: zijn voorzitter. De gemeente is vrouwelijk: haar inwoners. Het college is onzijdig (het lidwoord is ‘het’) en dan is het Het college en zijn besluitenlijst.
Mannelijke en vrouwelijke zelfstandige naamwoorden (‘de-woorden’) hebben als bezittelijk voornaamwoord dus ‘zijn’ of ‘haar’. Bij onzijdige zelfstandige naamwoorden (‘het-woorden’) is het ‘zijn’. Behalve bij ‘het meisje’: als een onzijdig woord overduidelijk vrouwelijk is, dan is het ‘haar’: Het meisje en haar haar.

Tip 24. Bijvoeglijke taal
Een bijvoeglijk naamwoord schrijf je bij een onzijdig zelfstandig naamwoord anders dan bij een mannelijk of vrouwelijk zelfstandig naamwoord. Een groot paard, een grote koe. Dat geldt ook voor 'continu', dat heel vaak fout wordt geschreven. Een continu proces, een continue dreiging. Maar vreemd genoeg geldt het niet voor 'promiscue' (Groot Dictee 2005). Een promiscue heer, maar ook een promiscue mannetje. Niet ‘promiscu’. Let op, bij het welvoeglijke bijvoeglijke naamwoord ‘chic’ wijkt de vervoeging af: een chic meisje, een chique dame (nee, geen chique ‘chick’). Chic, chiquer, chicst.

Tip 25. Voor dezen keer
Onze taal zit vol met nieuwigheden. Veel ‘turbotaal’ (opleuken, strak, vet, boeie - zie de Inleiding) en uit het Engels overgenomen woorden (gedownloade files). Maar er zijn ook nog veel sporen over van vroeger. Vaste uitdrukkingen, die gewoon altijd zo gebleven zijn en alle spellinghervormingen hebben overleefd. Ten langen leste, te zijner tijd. En het is bij dezen en in dezen. Met een n. Waarom? Daarom!

Uitleiding

Het gaat bij een goede nota vanzelfsprekend vooral om de inhoud. En om de opbouw: een kop, een staart en daartussenin bódy. Maar voor de algehele indruk is ook correct spellen van belang.
In dit boekje zijn vijfentwintig van de meest voorkomende fouten besproken. Vluchtig aangestipt. Er zijn naast deze vijfentwintig nog veel meer lastige spellingkwesties. Hoofdletters, de c en de k, het afbreken, noem maar op. En zoek maar op, er zijn heel veel boeken over nette nota’s.
Dit boekje beoogt slechts eraan bij te dragen dat enkele van de v.v.t. (veel voorkomende taalfouten) straks tot de v.v.t. (voltooid verleden tijd) behoren, en dat we met zijn allen de kop kunnen waarmaken die op 15 maart 2005 in het Leidsch Dagblad stond: “Ambtenaar maakt minste fouten.”

14 februari 2006
Pieter van Diepen, CS/BO


(Achterflaptekst)

Pieter van Diepen is bestuursadviseur van een van de wethouders in Leiden. In en na zijn studententijd was hij biologieleraar. Sinds 1985 werkt hij voor de gemeente Leiden, bij verschillende diensten. Door de jaren heen heeft hij veel collegevoorstellen en nota’s gelezen en van commentaar voorzien. Omdat sommige taalfouten vaak worden gemaakt, heeft Pieter een handleiding geschreven voor de ambtenaar die goed wil spellen. Het gaat immers niet alleen om de inhoud, maar ook om de vorm, de taal!
Als dank voor zijn inspanning hebben we van zijn handige taalhandleiding een boekje gemaakt.
Pieter, ook voor deze tweede druk: bedankt!